Hoewel dit geen onderdeel van het Belastingplan 2020 betreft, heeft het kabinet al bekendgemaakt de box 3-heffing meer te willen laten aansluiten op werkelijke spaarrendementen. De verwachting is dat dit wetsvoorstel rond de zomer van 2020 bekend wordt gemaakt. De nieuwe regeling moet vervolgens per 1 januari 2022 ingaan.
In het voorstel wordt gerekend met de werkelijke bedragen aan spaargeld, beleggingen en schulden per belastingplichtige. Voor deze drie verschillende categorieën wordt een afzonderlijk forfaitair rendement vastgesteld, dat zo goed mogelijk aansluit bij werkelijke gemiddelde rendementen. Er komt een drempel van ongeveer 30.000 euro voor de totale bezittingen (zonder de schulden) van de belastingplichtige. Onder deze drempel wordt geen box 3-belasting geheven. Boven deze drempel wordt box 3 geheven over het volledige vermogen en geldt vervolgens een heffingvrij inkomen van 400 euro.
Voorlopig wordt gerekend met de volgende rendementen (fictief):
- Spaargeld: 0,09%
- Beleggingen en overige bezittingen: 5,33%
- Schulden: 3,03%
Als u vooral spaargeld heeft, zal de voorgestelde aanpassing veelal leiden tot een lagere belastingheffing in box 3 dan onder het huidige stelsel. Met het forfaitaire spaarrendement van 0,09 procent is een belastingplichtige met uitsluitend spaarvermogen geen belastingheffing in box 3 verschuldigd tot 440.000 euro per belastingplichtige (880.000 euro voor partners).
Als u vooral laagrenderende beleggingen hebt, zoals staatsobligaties, leiden de voorgestelde aanpassingen waarschijnlijk tot een hogere belastingheffing, omdat over de gehele waarde een fictief rendement van 5,33 procent wordt berekend.
Vooral beleggers met schulden worden zwaarder belast omdat het fictieve rendement op de overige bezittingen (5,33%) hoger is dan de fictieve debetrente (3,03%) over de schulden. Als u vastgoed in box 3 bezit dat is gefinancierd met schulden, zal de voorgestelde aanpassing er waarschijnlijk ook toe leiden dat u zwaarder wordt belast.